Hoge Raad dringt overtreding beheerverbod door commanditaire vennoten verder terug

Het draaide in de zaak om Distriport CV, een commanditaire vennootschap die was aangegaan in het kader van projectontwikkeling en die één beherend vennoot en twee commanditaire vennoten had. De drie vennoten waren weliswaar drie verschillende BV’s, maar die BV’s werden (uiteindelijk) vertegenwoordigd door dezelfde twee natuurlijke personen. Die bestuurders hebben in aangelegenheden die de CV betroffen deelgenomen aan overleggen met derden, waaronder de Provincie Noord-Holland. De Provincie stelt zich op het standpunt dat de commanditaire vennoten hiermee het beheerverbod (art. 20 lid 2 WvK) hebben overtreden en daarom op grond van art. 21 WvK aansprakelijk zijn.

De Hoge Raad overweegt echter dat het enkele bestaan van een personele unie tussen de (middellijk) bestuurder of bestuurders van een of meer commanditaire vennoten en de (middellijk) bestuurder of bestuurders van een of meer beherend vennoten niet kan leiden tot toepassing van de sanctie van art. 21  WvK. Wel kan deze omstandigheid van belang zijn bij het beantwoorden van de vraag of bij een wederpartij redelijkerwijs een onjuiste indruk heeft kunnen ontstaan over de hoedanigheid waarin de commanditaire vennoot aan het handelsverkeer deelnam. Daarbij geldt volgens de Hoge Raad dat, behoudens tegenbewijs, een persoon die zowel een beherend als een commanditair vennoot kan vertegenwoordigen, bij het verrichten van een beheershandeling heeft gehandeld namens de beherend vennoot.

Deze uitspraak volgt de lijn die is uitgezet in HR 29 mei 2015 (Katterug), waarin de Hoge Raad overwoog dat bij de beoordeling van de vraag in hoeverre toepassing van de sanctie van art. 21 WvK gerechtvaardigd is mede van belang kan zijn of bij derden redelijkerwijs een onjuiste indruk over de hoedanigheid van de commanditaire vennoten heeft kunnen ontstaan.

Klik hier voor het Distriport arrest.