Diarra-zaak: commotie in het betaald voetbal

Content Type Case law
Language Dutch

Vrijdag 4 oktober 2024 heeft het Hof van Justitie van de Europese Unie een interessante uitspraak gewezen die betrekking heeft op de arbeidsrelatie van profvoetballers. Er werd geoordeeld dat een aantal regels uit het transferreglement van de FIFA in strijd is met Europees recht. De uitspraak kan grote gevolgen hebben voor het huidige transfersysteem.

Het geschil

De zaak draait om een arbeidsrechtelijk geschil tussen (voormalig) profvoetballer Lassana Diarra en voetbalclub Lokomotiv Moskou.  Lokomotiv Moskou heeft in 2014 het contract van Diarra opgezegd nadat hij, wegens onenigheid met de trainer, niet meer kwam opdagen op de training. Lokomotiv Moskou verzocht de geschilbeslechtende instantie van de FIFA, de Dispute Resolution Chamber, Diarra te veroordelen tot betaling van een schadevergoeding van EUR 20 miljoen wegens contractbreuk en ‘beëindiging van een contract zonder gerechtvaardigde reden’ in de zin van artikel 17 lid 1 Regulations on the Status and Transfer of Players (hierna: RSTP).

Diarra is vervolgens op zoek gegaan naar een nieuwe club. Hij kwam uit bij de Belgische club Charleroi die een bevestiging eiste dat (i) hij uiterlijk op 30 maart 2015 moest zijn ingeschreven en zijn aangemerkt als speelgerechtigd door de Koninklijke Belgische Voetbalbond (hierna: KBVB) en (ii) Charleroi niet hoofdelijk aansprakelijk zou worden gesteld voor de betaling van schadevergoeding. De KBVB heeft aan Diarra laten weten dat hij niet bij Chaleroi kon worden ingeschreven zolang zij geen Internationaal Transfer Certificaat van de Russische voetbalbond hadden ontvangen. Charleroi heeft zich vervolgens teruggetrokken.

De Dispute Resolution Chamber heeft de vordering van Lokomotiv Moskou deels toegewezen door het bedrag van de verschuldigde schadevergoeding te bepalen op EUR 10,5 miljoen en Diarra een speelverbod van 15 maanden op te leggen. Diarra heeft de FIFA en de KBVB  eind 2015 gedagvaard. Hij vorderde een schadevergoeding van EUR 6 miljoen wegens inkomstenderving. Dit stelde hij te hebben geleden als gevolg van de toepassing van het RSTP dat in strijd zou zijn met Europees recht.

De uitspraak

Nadat de Belgische rechter in 2017 de vordering van Diarra gegrond heeft verklaard, zijn de FIFA en de KBVB in hoger beroep gegaan. Het Belgische Hof heeft vervolgens prejudiciële vragen gesteld aan het Hof van Justitie van de Europese Unie.

Kern van de vragen is of de specifieke regels over contractbeëindiging van de FIFA in strijd zijn met het vrije verkeer van werknemers (art. 45 VWEU) en de Europese mededingingsregels (art. 101 VWEU). In het betaald voetbal is namelijk de RSTP van toepassing verklaard op spelerscontracten. De daarin opgenomen regelingen over ‘beëindiging van een contract zonder gerechtvaardigde reden’ stellen dat een opzegging in strijd hiermee kan leiden tot (zeer) hoge schadevergoedingen waarvoor de speler en de nieuwe club hoofdelijk aansprakelijk zijn (art. 17 lid 1 en 2 RSTP). In het geval van Diarra dus EUR 10,5 miljoen. Ter vergelijking, een werknemer die onder het ‘normale’ Nederlandse arbeidsrecht zijn arbeidsovereenkomst voor bepaalde tijd zonder tussentijds opzegbeding toch eenzijdig opzegt, is gehouden om een schadevergoeding te betalen die gelijk is aan het loon over de resterende duur van de arbeidsovereenkomst. Verder krijgt de nieuwe club op grond van de RSTP in een dergelijk geval ook te maken met zogeheten sportieve sancties (zoals een transferverbod, art. 17 lid 4 RSTP) en weigert de voetbalbond van de oude club een Internationaal Transfer Certificaat te verstrekken (art. 9 en Annex 3 RSTP).

Het Hof van Justitie van de Europese Unie oordeelt dat de bestreden regelingen het vrije verkeer van werknemers kunnen belemmeren. Dat is alleen toelaatbaar als een legitiem doel van algemeen belang wordt nagestreefd en de regelingen niet verder gaan dan nodig om het legitieme doel te bereiken (evenredigheidsbeginsel). Het Hof erkent dat het waarborgen van een zekere mate van stabiliteit bij clubs en het goede verloop van de voetbalcompetities legitieme doelen kunnen zijn, maar de bestreden regelingen gaan verder dan nodig. Zo wordt de schadevergoeding mede berekend op basis van de kosten die de oude club heeft moeten maken voor de binnenhalen van de speler. Een dergelijk criterium lijkt eerder bedoeld om de financiële belangen van de clubs te beschermen dan om de integriteit en het goede verloop van voetbalcompetities te waarborgen.

De bestreden regelingen zijn dus in strijd met het vrije verkeer van werknemers. Daarnaast oordeelt het Hof dat de regelingen ook in strijd zijn met de Europese mededingingsregels.

 Wat betekent dit voor de praktijk?

Dit arrest zal hoogstwaarschijnlijk leiden tot veranderingen in het transfersysteem van de FIFA zoals we dat nu kennen. In de media is de vergelijking met het roemruchte ‘Bosman-arrest’ al gemaakt. Spelers zullen makkelijker onder hun contract uit kunnen komen, zonder geconfronteerd te worden met (zeer) hoge schadevergoedingen. Dit zorgt voor een verbetering van hun onderhandelingspositie. Hoe zich dit precies gaat uitkristalliseren in de praktijk is evenwel nog afwachten.  

Contact Information
Ivo Nelissen
Knowledge Lawyer (not admitted to the bar) at A&O Shearman
+31 20 674 1510