For the English version of this eAlert: click here
In 2016 werd de Wet deregulering beoordeling arbeidsrelaties ingevoerd (Wet DBA). Deze wet, die was bedoeld om schijnzelfstandigheid tegen te gaan, zorgde vanaf het begin voor onrust en discussie. Daarom besloot het kabinet opdrachtgevers en zelfstandigen een overgangsperiode te bieden door het opschorten van de handhaving. Dit leidde tot een handhavingsmoratorium voor de Belastingdienst. Op grond daarvan kan de Belastingdienst bij opdrachtgevers niet (meer) over het verleden corrigeren op de kwalificatie van de arbeidsrelatie voor de loonheffingen, behalve als sprake is van kwaadwillendheid of bij het niet (of in onvoldoende mate) opvolgen van aanwijzingen.
Het vorige kabinet heeft besloten tot opheffing van het handhavingsmoratorium per uiterlijk 1 januari 2025. Inmiddels heeft het huidige kabinet laten weten vast te houden aan dit voornemen (Kamerstukken II 2023/24, 31 311, nr. 263). De belangrijkste gevolgen voor opdrachtgevers en zelfstandigen zijn:
- Met ingang van 1 januari 2025 gelden voor de Belastingdienst bij de handhaving op de kwalificatie van de arbeidsrelatie voor de loonheffingen weer de normale regels voor het opleggen van correctieverplichtingen, naheffingsaanslagen en boetes. De handhaving richt zich primair op de loonheffingen bij de opdrachtgevers.
- De Belastingdienst houdt bij de handhaving rekening met het eerdere handhavingsmoratorium en zal dus alleen met terugwerkende kracht corrigeren tot de datum van de opheffing, te weten 1 januari 2025.
- Met betrekking tot de periode vóór 1 januari 2025, geldt dat de Belastingdienst, met inachtneming van de verjaringstermijn van vijf jaar, alleen correcties kan opleggen als sprake is van kwaadwillendheid of als een eerder gegeven aanwijzing niet (of in onvoldoende mate) is opgevolgd. In die gevallen kan worden gecorrigeerd en nageheven tot het moment waarop sprake was van kwaadwillendheid dan wel tot het moment dat de Belastingdienst de aanwijzing heeft gegeven.
- Het kabinet wil voorkomen dat goedwillende opdrachtgevers direct na opheffing van het handhavingsmoratorium met boetes worden geconfronteerd. Er zal daarom coulant worden omgegaan met het opleggen van vergrijpboetes bij opdrachtgevers die aantoonbaar kunnen laten zien dat ze aan de slag zijn met het verkleinen van schijnzelfstandigheid binnen hun organisatie. In een dergelijk geval worden over het eerste kalenderjaar na beëindiging van het handhavingsmoratorium geen vergrijpboetes opgelegd bij een onjuiste kwalificatie van de arbeidsrelatie.
- Het beoordelen van modelovereenkomsten door de Belastingdienst wordt beëindigd. Lopende goedgekeurde modelovereenkomsten worden geëerbiedigd tot de einddatum van goedkeuring. Partijen kunnen deze tot de einddatum nog gebruiken. Ze bieden overigens alleen zekerheid voor zover opdrachtgever en zelfstandige ook daadwerkelijk werken zoals overeengekomen in de modelovereenkomsten.
Het kabinet wil – afgezien van het hervatten van de handhaving - ook meer duidelijkheid creëren over de vraag wanneer wordt gewerkt als werknemer of als zelfstandige. Dit wordt geregeld in het Wetsvoorstel verduidelijking beoordeling arbeidsrelatie en rechtsvermoeden (WVBAR). Hierin wordt de relevante rechtspraak over de kwalificatie van arbeidsrelaties gecodificeerd in een overzichtelijk(er) toetsingskader. Daarnaast introduceert het wetvoorstel een rechtsvermoeden van werknemerschap op basis van een uurtarief. De internetconsultatie is inmiddels afgerond. Het (aangepaste) wetsvoorstel ligt ter advisering bij de Raad van State. Daarna moet het wetsvoorstel nog worden aangenomen door Tweede en de Eerste Kamer. Het is de bedoeling dat dit wetsvoorstel inwerking treedt per 1 januari 2026.
Wat betekent dit voor opdrachtgevers?
In het licht van de naderende opheffing van het handhavingsmoratorium doen opdrachtgevers en zelfstandigen er goed aan hun arbeidsrelatie (nogmaals) kritisch tegen het licht te houden. Bij risicogevallen kan de arbeidsrelatie wellicht zodanig worden aangepast dat de werkzaamheden worden verricht als echte zelfstandige. Als dat niet mogelijk is, kunnen partijen ervoor kiezen een arbeidsovereenkomst te sluiten of de arbeidsrelatie te beëindigen.