29 Nov 2022 2 minute read
Afgelopen vrijdag heeft de Hoge Raad (ECLI:NL:HR:2022:1759) meer duidelijkheid verschaft over het juridisch kader voor het eenzijdig wijzigen van arbeidsvoorwaarden. Het ging in deze zaak om een collectieve wijziging van de werknemersbijdrage voor een pensioenregeling. In de praktijk heerst onduidelijkheid over de toepassing van de verschillende juridische eenzijdige wijzigingsmodaliteiten op een collectieve wijziging.
In de praktijk zijn er kort gezegd drie wijzigingsmodaliteiten te onderscheiden:
De Hoge Raad bevestigt nu - in lijn met de eerdere conclusie van de A-G - dat:
Dit laatste heeft het hof Arnhem-Leeuwarden niet gedaan, zodat de Hoge Raad het arrest alsnog heeft vernietigd en de zaak heeft doorverwezen naar het hof Den Bosch voor verdere behandeling en beslissing.
Meer weten?
Voor meer informatie, zie onze eerdere blog Eenzijdige wijziging van arbeidsvoorwaarden: een update naar aanleiding van de conclusie van de A-G in deze zaak, met daarin een uitgebreidere analyse van deze zaak en de gevolgen daarvan voor de praktijk, inclusief de voor de praktijk resterende openstaande punten. Zo blijft er nog het nodige onduidelijk over de (materiële en procedurele) verhouding tussen artikel 7:611 BW en artikel 7:613 BW enerzijds en tussen artikel 7:611 BW en 6:248 lid 2 BW anderzijds.
Are you sure want to delete comment ?
Scan this QR Code to share this content