Wanneer een ondernemingsraad (OR) zijn instemming onthoudt, kan de ondernemer de kantonrechter vragen vervangende instemming te verlenen. De kantonrechter gaat daartoe over wanneer de beslissing van de OR onredelijk is, of het voorgenomen besluit van de ondernemer gevergd wordt door zwaarwegende redenen. De jurisprudentie van het afgelopen jaar laat zien dat de rechters wat moeite hebben met toepassing van het wettelijke stramien, maar de uitkomst is doorgaans redelijk en begrijpelijk.
Instemmingsrecht ex artikel 27 WOR
Artikel 27 lid 4 WOR geeft de rechter op slechts twee gronden de bevoegdheid om de ondernemer toestemming te verlenen tot het nemen van een besluit waarvoor geen instemming is verkregen. De eerste grond is het oordeel dat de beslissing van de OR om geen instemming te geven onredelijk is. Daarvan is sprake als de argumenten van de ondernemer voor het besluit zwaarder wegen dan die van de OR voor het onthouden van zijn instemming. De tweede grond is het oordeel dat het besluit van de ondernemer wordt gevergd door zwaarwegende bedrijfsorganisatorische, bedrijfseconomische of bedrijfssociale redenen.
Rechterlijke toetsing
Deze toets is wezenlijk anders dan de marginale toets die wordt aangelegd in geval van een negatief advies van een OR en een daarop volgende procedure bij de Ondernemingskamer op grond van artikel 25 en artikel 26 WOR. De eerste grond (onredelijk besluit OR) moet eerst worden beoordeeld alvorens toe te kunnen komen aan de tweede grond (zwaarwegende redenen). Rechters plegen dit in praktijk vaak niet zo te doen en de zaak meer te bekijken op basis van de twee gronden tezamen. Dit levert doorgaans een begrijpelijk oordeel op.
De inhoudelijke toets die de wet vergt van de kantonrechter (de eerste grond) levert regelmatig problemen op, omdat het van de rechter vraagt dat hij de inhoudelijke aspecten van de zaak volledig doorgrondt. Als de kantonrechter de inhoudelijke argumenten niet goed begrijpt, is het niet mogelijk om de redelijkheid van de argumenten van de OR en de ondernemer te wegen. Wanneer de kantonrechter dat lastig vindt, laat de jurisprudentie zien dat de rechter zijn toevlucht zoekt in de gestelde aanwezigheid van zwaarwegende redenen, hetgeen vanuit wetstechnisch oogpunt niet zuiver is. Immers, eerst moet de inhoudelijke afweging gemaakt worden. De kantonrechter kan, om de inhoud beter te begrijpen in complexe gevallen, een deskundige benoemen of de zaak naar een meervoudige kamer verwijzen, maar op grond van overwegingen die verband houden met de procesorde/de gewenste snelheid van de procedure gebeurt dit maar zelden. Uiteraard kunnen partijen daar ook zelf op aandringen als de overtuiging bestaat dat dit de zaak ten goede komt.
Tips
Zorg ervoor dat de inhoudelijke argumenten voor de rechter goed te begrijpen zijn. Mocht de verwachting bestaan dat de kantonrechter de zaak niettemin te complex zal vinden om de argumenten te kunnen wegen, bijvoorbeeld omdat het onderwerp heel technisch is, denk dan na over de mogelijkheid tot het aanhechten van een uitleg/oordeel van een deskundige of dring bij de rechter aan op het benoemen van een deskundige.
Overzicht rechtspraak
- HR 4 januari 2014, ECLI:NL:HR:2014:159 (Stena Line), JAR 2014/54, m.nt. C. Nekeman
- Ktr. Haarlem 15 juni 2016, AR 2016-0753
- Ktr. Rotterdam 14 oktober 2014, ECLI:NL:RBROT:2014:8470, JAR 2015/86, m.nt. C. Nekeman
- Ktr. Den Haag 21 februari 2018, ECLI:NL:RBDHA:2018:1970
- Ktr. Rotterdam 2 maart 2018, ECLI:NL:RBROT:2018:1743
- Ktr. Den Haag 1 september 2014, AR 2014-0797
- Ktr.’s-Hertogenbosch 20 september 2016, ECLI:NL:RBOBR:2016:5172
- Ktr. Rotterdam 15 april 2015, ECLI:NL:RBROT:2015:2988
- Ktr. Amsterdam 12 januari 2016, AR 2016-0041, TRA 2016/38, m.nt. I. Zaal
- Ktr. Middelburg 26 april 2017, ECLI:NL:RBZWB:2017:3827
- Gerechtshof ’s-Hertogenbosch 24 augustus 2017, ECLI:NL:GHSHE:2017:3680, TRA 2017/93, m.nt. Van het Kaar
- Ktr. Amsterdam 15 oktober 2015, ECLI:NL:RBAMS:2015:7787
- Ktr. Utrecht 3 mei 2017, ECLI:NL:RBMNE:2017:2223
- Ktr. Roermond 22 oktober 2018, ECLI:NL:RBLIM:2018:10045
- Ktr. Amsterdam 20 januari 2017, AR 2017-0088
- Ktr. (Voorzieningenrechter) Den Haag 7 januari 2016, ECLI:NL:RBDHA:2016:1105
- Ktr. Den Haag 4 maart 2016, ECLI:NL:RBDHA:2016:2397